Niemand mocht er een stenen gebouw neerzetten of permanent verblijven. De lanen werden met bomen beplant, voor de sier en de zoete lucht, maar ook om de drassige grond enigszins te stabiliseren. Wie bomen schade toebracht werd gestraft; een schout bewaakte de welstandsbepalingen. Huuropbrengst van tuinen en houtwallen vloeide in de stadskas. In het midden bouwde de stad in 1688 een grote stadsherberg, officieel de enige locatie waar drank (thee, bier, wijn) kon worden gekocht. De Plantage werd een plek van plezier voor rijk en arm, jong en oud. In 1858 zegde het stadsbestuur de huurcontracten op. De grond werd opgehoogd en er werd riolering aangelegd, zodat burgers er percelen voor goede woonhuizen konden kopen. De bevolkingsgroei in Amsterdam was duidelijk weer ingezet.
De Plantage was ook een wetenschapsgebied. De Hortus Medicus kreeg in 1682 de noordpunt toegewezen. Deze tuin met geneeskrachtige kruiden was voor apothekers en artsen, maar tegen een kleine vergoeding kon iedereen er rondkijken. Er kwamen zaden, gewassen en sierplanten, meegebracht door de VOC, waardoor het een Hortus Botanicus werd. Ook Artis is een wetenschappelijk instelling. Vanaf 1839 huurde het particuliere Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra percelen, die in 1868 in volledig eigendom kwamen. De collectie levende en opgezette dieren en de bibliotheek was voor leden en vanaf 1852, tegen betaling, ook voor het publiek. Artis kreeg internationaal wetenschappelijk aanzien: George Darwin vroeg in 1868 om gegevens over twee zeldzame pauwensoorten. Tegenwoordig heeft Artis een hoogleraar; veel van zijn colleges zijn openbaar en worden gegeven in de Artis-collegezaal in het Etnografisch Museum uit 1888.
Toen het Athaeneum Illustre in 1877 universiteit werd, kwamen er onderwijsinstellingen in de Plantage, waar immers nog ruimte was. Aan Plantage Muidergracht, voorheen houtwallen, verrees in 1882 het laboratoriumgebouw in renaissancestijl voor de eerste hoogleraar natuurkunde J.D. van der Waals. Voor zijn onderzoek naar de aard van gassen en vloeistoffen kreeg hij in 1910 de Nobelprijs. In 1923 volgde aan dezelfde gracht het laboratorium dat naar Nobelprijswinnaar en hoogleraar natuurkunde Pieter Zeeman werd genoemd. Hij onderzocht magnetische stralingen en optische effecten. Dit bakstenen gebouw oogt eenvoudig, maar heeft een bijzondere betonconstructie zonder ijzeren wapening, om de laboratoriumproeven niet te beïnvloeden.
Het tweede Van der Waalslaboratorium kwam in de jaren ‘30 op de hoek van de Nieuwe Prinsengracht, met het Geologische Instituut van professor H.A. Brouwer aan de Plantage Muidergracht. Dit gebouw is in abstract-expressionistische stijl ontworpen door de directeur Gebouwen van Publiek Werken, J.A. Hulshoff. Stadsbeeldhouwer Hildo Krop maakte onder de vensters en op de pijlers beelden van mensen met wetenschappelijke instrumenten, geologische en natuurverschijnselen. Ze zijn wel erg klein, want er moest flink worden bezuinigd. Bij het hoge glazen trappenhuis lokt Krops Moeder Aarde als een bevallige Sirene studenten naar de universiteit. Dat die er kwamen is te zien aan de grote moderne universiteitsgebouwen aan de gracht en op het Roeterseiland, waar in de 17e eeuw nog vervuilende industrie met arbeiderswoningen was gepland.
DIT STADSVEHAAL WORDT ONDERSTEUND EN VERLICHT DOOR: iGuzzini